RVEN nr 3504
Snipa met dichte kajuit uit 1946 – 7.00 x 2.50 x 0.80 meter
Sorry, deze content is alleen bedoeld voor leden van de Zweedse Klassiekers Club. Log in als je een lid bent of meld je aan als lid.
Specificaties
- Ontwerper:
- Type: Snipa
- Werf:
- Bouwjaar: 1946
- Lengte: 7.00 m
- Breedte: 2.50 m
- Diepgang: 0.80 m
- Motor: Volvo Penta MD2 dieselmotor uit 1968
Informatie
Het was in september 2000 dat er eindelijk serieus naar een schip werd gezocht. We hadden kort voordien internet in huis gekregen en Yvonne, mijn lief, had me aangeraden om daar dan maar eens goed rond te kijken. Daar had ik me een paar avondjes zonder veel succes mee bezig gehouden, toen ze me per mail een adres doorgaf. Of ik daar al had gekeken? Had ik natuurlijk niet gezien, want ik zocht geen boot, maar een schip… Diverse Zweedse klassiekers bleken naar hetzelfde e-mailadres te leiden. Een afspraak gemaakt. Bleek het een bedrijf dat in tweedehands vrachtwagens, aanhangers en heftrucks handelde. Kennelijk hadden ze de aanhangers niet leeg uit Zweden gehaald, maar er boten op gezet. De twee boten die we aantroffen, waren wel aardig, maar om nou als eerste boot er een aan te schaffen waar je door de ruime kieren in de uitgedroogde huid naar buiten kon kijken? Nee, toch maar niet. Zo kwamen we bij Ad Spek Jachtbouw terecht. We moesten over een andere boot klauteren en toen stonden we in de knusse kajuit van Elida 3 …liefde op het eerste gezicht!
En dat is in al die jaren daarna eigenlijk niet minder geworden. Als iemand een praatje maakt als je ergens aan de wal komt, is het negen van de tien keer: mooie boot, hout, veel werk zeker? Inderdaad, veel werk, je moet een beetje gek zijn. Maar wie hoort er nou negen van de tien keer: mooie boot en de tiende keer iets wat daar wel veel op lijkt? Overigens valt dat werk ook wel mee. Elk voorjaar in elk geval schuren en een of twee lagen Epifanes, een paar dagen werk. Het onderwaterschip rollen met antifouling kost precies twee uur. Maar naast deze routineklussen is er altijd wel weer iets anders dat moet worden aangepakt. En zo zijn er elk voorjaar een paar weken waarin ik aan weinig andere dingen toe kom, dan aan de boot.
Klussen
Een van de eerste klussen was het opknappen van de kombuis. Een groot woord voor een paar ingebouwde kastjes. Overigens wel origineel, helemaal massief mahonie. Er was aan het hele schip ook geen lijm te bekennen, watervaste lijmen waren nog niet beschikbaar toen deze stukken hout bij elkaar werden gebracht. Dat was voor zover ik weet in 1946. Dus is alles geklonken, geschroefd of gespijkerd. Er kon een kleine wasbak in, met de afvoer via een slang en doorvoer door de huid, ruim boven de waterlijn. Water wordt met een voetpomp opgepompt uit een waterzak op de kiel tussen twee inhouten. Verder is een twee-pits spiritusbrander keurig ingepast in een met RVS bekleed alkoofje. We kunnen op die krappe 4 voet nog heel smakelijke maaltijden bereiden. Mijn uitgangspunt is steeds, dat het interieur wel beter mag worden, maar het uiterlijk blijft oorspronkelijk. Overigens is het niet zeker dat de dichte kajuit, met die typische deurtjes naar de kuip, er vanaf het begin al was.
Een tweede belangrijke inbouw was een toilet. Eigenlijk is er geen plaats voor, maar met wat passen en meten kon het onder het hoofdeind van een van de twee kooien in het vooronder worden ondergebracht. Klep eroverheen en het matras er op en je ziet er niks van. Het zat zo wel wat laag, zeker voor de ouder wordende mens. Daar verzon ik wat op. Een verhoogde bril, die in opgevouwen toestand precies evenveel hoogte vraagt als de oorspronkelijke …et voilà:
Natuurlijk vraagt het schip zelf ook de nodige aandacht. Er waren destijds kennelijk geen eiken planken voorhanden van zo’n meter of 8 lang. Daarom zit er in elke huidgang (10 meter aan elke kant) een las. Stuik op elkaar met aan de binnenkant een geklonken klamp. In dat stuike zit het probleem: daar kan water het kopse hout binnendringen. Met als gevolg dat bij vrijwel alle lassen onder de waterlijn flinke scheuren zijn ontstaan. Zo flink, dat sommige niet meer echt dichttrokken. Met kit kon ik de boel drijvende houden, maar echt fraai was het niet. En zo kwam het dat ik een jaar of 6 geleden het hele onderwaterschip kaal schraapte. Met een föhn en scherpe krabbers ging het goed, maar het kostte flink wat tijd. Samen met Mark (uitstekende timmerman van Ad Spek Jachtbouw) hebben we toen ook alle scheuren en andere ongerechtigheden schoongemaakt en vervolgens overal 2-componenten PU lijm in ‘geplamuurd’. Daarna gladschuren en vervolgens 12 lagen Promicrol voordat de antifouling er op kwam. Tot nog toe heeft dat zich goed gehouden: elk najaar komt ze weer zo strak als een jonge dame uit het water.
Bij diezelfde gelegenheid zijn ook het roer, de roerkoning en de hak aan het uiteinde van de kielbalk vervangen door RVS delen. De oude roerkoning was doorgeroest en rondom het hennegat zag het er ook niet zo vrolijk uit. Daar is met RVS en PU het nodige aan gedaan en het hennegat is nu waarschijnlijk het sterkste stuk van het schip. Ook is over de hele lengte van de kiel een 8 x 40 mm RVS strip aangebracht.
De motor
In de herfst van 2012 heb ik ook de motor een Volvo Penta MD2 van omstreeks 1968 uit het schip laten tillen (tegen de 200 kg gietijzer, levert volgas nog geen 16 pk, maar wel dagen achter elkaar…). Ik vertrouwde de demperrubbers niet en het werd ook tijd om onderin de boel eens schoon te maken. Inderdaad was een van de 4 rubbers doormidden, een andere hevig opgezwollen omdat er ooit dieselbrandstof op gelekt had. Het vervangen van de rubbers ging niet helemaal vanzelf, omdat Volvo dat oude type niet meer levert en van de nieuwe is het aangelaste draadeind te kort voor de dikke gietijzeren steunen aan de voorkant van de motor. Dat kon ik oplossen door beide voorste rubbers ondersteboven te monteren. In het draadgat waarmee de demper normaal gesproken op de fundatie wordt bevestigd, kon prima een draadeind worden geschroefd dat wel lang genoeg was voor de voorste motorsteunen. Behalve goed schoonmaken, heb ik niet veel aan de motor gedaan, dat was niet nodig. Ik heb er wel wat nieuwe onderdelen, zoals pakkingen, brandstofpomp, oliedrukvoeler en een nieuwe Dynastart op gezet. Deze laatste levert nu ook weer de 11Amp laadstroom op, die we volgens de specificaties mogen verwachten.
Bij het plaatsen van de motor vraagt de uitlijning met de schroefas de nodige aandacht. Hoewel je je kan afvragen hoe nauwkeurig dat moet in een houten boot die door inwerking van zon en water voortdurend een beetje van vorm verandert. Toch maar aan de slag met voelermaten tussen de bouten en flenzen van de fexibele koppeling waarmee de schroefas aan het gangwissel vast zit. Met een paar 2 mm vulplaatjes onder de achterste motorsteunen kreeg ik de boel binnen enkele fracties van mm’s in lijn. Ik was daar toen meer dan tevreden over. Maar ik geef toe dat ik het nooit meer heb nagemeten als na een dag draaien het hele blok tegen de 70℃ is geworden.
En dan heb je het ding weer op zijn plaats, gashandle aangesloten, de keerkoppeling aan zijn stang vastgezet, alle leidingen aangekoppeld, de brandstoflijn ontlucht, het carter gevuld, koelvloeistof in het systeem en nog zo wat. Deze boot heeft het grootste deel van haar leven in Zweden gevaren en er zit een interkoeling op: in de motor zit antivries dat in een warmtewisselaar door het buitenwater wordt gekoeld. Er is daarom een dubbele waterpomp gemonteerd.
Nog een keer alles nalopen, niks vergeten? Nee, OK, dan toch maar eens de hoofdschakelaar omzetten en op de startknop drukken… Poef! Lopen vanaf de eerste klap (en sindsdien nooit meer een gemist). Een heerlijke sensatie, die zou je wel vaker willen beleven. Het is alleen wel wat veel gedoe voordat je zover bent.
Er is nog zoveel meer te vertellen over deze heerlijke boot.
Wellicht later? Voor nu: Goede vaart! – Taeke van Beekum